- fait
- fait1 [fe]〈m.〉1 daad ⇒ handeling2 feit ⇒ gebeurtenis, voorval3 feit ⇒ werkelijkheid, realiteit, verschijnsel4 zaak ⇒ geval, onderwerp5 〈juridisch〉feit ⇒ daad6 eigenschap ⇒ karaktertrek, voorkeur, smaak♦voorbeelden:1 fait d'armes • wapenfeitles faits et gestes de qn. • iemands doen en laten, handel en wandelhauts faits • heldendadenle fait de parler • het sprekenpar son fait • door zijn toedoen2 fait accompli • voldongen feitfait divers • nieuwtje; 〈meervoud〉gemengde berichten, gemengd nieuws 〈krant〉3 pouvoir de fait • feitelijke machtquestion de fait • praktisch probleemfait social • maatschappelijk verschijnselmettre au fait • op de hoogte brengende fait, en fait, par le fait • in werkelijkheid4 être sûr de son fait • zeker zijn van zijn zaaken venir au fait • ter zake komenau fait! • ter zake!en fait de • op het gebied van; bij wijze van5 fait du prince • willekeurige maatregelprendre qn. sur le fait • iemand op heterdaad betrappen6 l'amabilité n'est pas son fait • vriendelijkheid is niet zijn sterkste kantla superstition n'est pas le fait d'un homme libre • bijgeloof past niet bij een vrij mens¶ dire son fait à qn. • iemand flink de waarheid zeggenprendre fait et cause pour qn. • het voor iemand opnementout à fait • helemaalau fait • eigenlijk, tussen twee haakjesde ce fait • daaromdu fait de • tengevolge vandu fait que • door het feit datdu seul fait de • vanwege het simpele feit vandu seul fait que • enkel en alleen doordat→ voie————————fait2 [fe]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 gemaakt ⇒ gedaan, uitgevoerd2 rijp ⇒ volwassen3 gebouwd ⇒ gevormd, geschapen♦voorbeelden:1 des ongles faits • gelakte nagelsdes yeux faits • opgemaakte ogenc'est fait, voilà qui est fait • ziezo, klaar is Keesl'homme est ainsi fait que • het ligt in de aard van de mens omtout fait • kant-en-klaarcostume tout fait • confectiepakêtre fait pour • geschapen zijn voor¶ 〈informeel〉 être fait (comme un rat) • (als een rat) in de val zittenidée toute faite • vooroordeelphrase toute faite • cliché, standaardformule(ring)fait à • gewend aanadj1) gemaakt2) gedaan, uitgevoerd3) volwassen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.